Opdracht 4: verleden tijd

Vul de persoonsvorm in in de verleden tijd.
hele werkwoord infinitief.pngstam stam.pngik-vorm ik-vorm.jpgtexkofschip.png
1. luisterenik Hun vorige hond veel beter naar zijn baasje.
2. opererenik De chirurg mijn opa vorige maand aan zijn longen.
3. vergissenik (me)We ons, we hadden rechtsaf moeten gaan.
4. bakkenik Mijn oma afgelopen weekend heerlijke pannenkoeken.
5. bedankenik De directeur de leerlingen die geholpen hadden bij het schoolfeest.
6. herkennenik Na al die jaren ik haar niet direct.
7. kappenik De boswachter de zieke boom om.
8. wachtenik We een uur op het vertraagde vliegtuig.
9. beantwoordenik De jongen haar app'je niet direct.
10. schakelenik De bestolen toeristen meteen de politie in.