Opdracht 12: tegenwoordige / verleden tijd

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige of in de verleden tijd.
1. Mijn oom (dichten) vroeger de prachtigste liefdesgedichten voor mijn tante.
2. Mijn neefje van zeven (geloven) nu al niet meer in Sinterklaas.
3. In 2015 (sprinten) Dafne Schippers in 21,63 seconden naar het goud op de 200 meter.
4. Die auteur (publiceren) volgende week zijn eerste thriller.
5. Met één klik (vergroten) Chiel daarnet de foto op zijn beeldscherm.
6. Uit welk kasteel (ontsnappen) Hugo de Groot in 1621 in een boekenkist?
7. Sara (mixen) straks de bloem, melk en eieren tot een luchtig pannenkoekenbeslag.
8. In het vroegere Wilde Westen (plegen) de Daltons menige bankroof.