Opdracht 10: verleden tijd - zwak

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
1. Door een defecte wekker (missen) ik bijna de bus naar school.
2. Na het rokerige feestje (luchten) Jantien haar kamer.
3. De agenten (bevrijden) het jankende hondje uit de snikhete auto.
4. Geduldig (wachten) de klanten in een lange rij voor de kassa.
5. (bestellen) die snackverslaafde zojuist vier frikandellen tegelijk?
6. De NS-omroepster (melden) een vertraging van vijf minuten.
7. Romeo (beminnen) Julia in het diepste geheim.
8. Door een val van de trap (verwonden) Monika haar elleboog.