Opdracht 9: woord in de zin

Vul in: ei of ij
1. Elise houdt blkbaar ook niet van andviestamppot.
2. Wetenschappers maken zich zorgen om het snel stgende water van het sselmeer.
3. Op mijn nieuwe beddenspr staat een blauwe rger met een vis in zijn bek.
4. Ongetwfeld kan ik dit karw met een goede nptang snel uitvoeren.
5. Verbsterd stond Martin te kijken naar de bus die in het ravn was gevallen.
6. Je kunt je handen wassen bij het fontntje in de wc.