Opdracht 5: aanwijzend voornaamwoord
Noteer alle aanwijzende voornaamwoorden.
1. Dat moeilijke proefwerk biologie heb ik gisteren ingehaald.
aanw vnw =
2. Hassan heeft net zulke hippe schoenen aan als Peter.
aanw vnw =
3. Mijn zusje vindt wortels erg vies, die groente eet ze bijna nooit.
aanw vnw =
4. Zulke brutale vragen mag je helemaal niet aan die oude man stellen.
aanw vnw =
/
5. Deze game, Minecraft, vind ik leuker dan dat schietspelletje.
aanw vnw =
/
6. Ik heb nog nooit zo’n grote auto gezien.
aanw vnw =
7. Die fiets daar in het rek lijkt op dat oude ding van mij.
aanw vnw =
/
8. Het lekkerste wat je me kunt geven, is zo'n enorme reep chocola!
aanw vnw =
9. Wil je dit schrift aan die jongen met dat rode T-shirt geven?
aanw vnw =
/
/
10. Je bent te laat omdat je wekker kapot is? Met dergelijke smoesjes hoef je bij mij niet aan te komen.
aanw vnw =
Controleer
OK