Opdracht 23: aanwijzend en vragend voornaamwoord

Noteer alle aanwijzende en vragende voornaamwoorden.
1. Met zulke praatjes hoef je bij die man echt niet aan te komen.
aanw vnw = ,
vrag vnw = -

2. Weet je al welke klasgenoten je uitnodigt voor dat feest?
aanw vnw =
vrag vnw =

3, Mijn broer heeft geen idee wie zijn kapotte iPad kan maken.
aanw vnw = -
vrag vnw =

4. Heb je voor dit verslag hetzelfde boek gelezen als Jeanine?
aanw vnw =
vrag vnw = -

5. Ze snapt niet wat ze anderen aandoet met dergelijke roddels.
aanw vnw =
vrag vnw =

6. Weet jij wie dat prachtige schilderij gemaakt heeft?
aanw vnw =
vrag vnw =

7. Ik vraag me af wat jij van die opmerking vindt. Zouden zulke bedreigingen niet bestraft moeten worden?
aanw vnw =
vrag vnw =