Opdracht 15: bijvoeglijk naamwoord - korte en lange vorm
Noteer de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.
1. Het vliegtuig is snel.
een
vliegtuig
het
vliegtuig
2. Het antwoord is goed.
een
antwoord
het
antwoord
3. Het kind is eigenwijs.
een
kind
het
kind
4. Het broodje is lekker.
een
broodje
het
broodje
5. De huiskamer is knus.
een
huiskamer
de
huiskamer
6. De aanval is laf.
een
aanval
de
aanval
7. De verpleegster is lief.
een
verpleegster
de
verpleegster
8. De leraar is boos.
een
leraar
de
leraar
Controleer
OK