Opdracht 8: woordsoorten

Is het een lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, werkwoord, aanwijzend voornaamwoord of vragend voornaamwoord?
terror-oehoe.png

Let op: vul steeds de afkorting in (dus lw, bn, zn, ww, aanw vnw of vr vnw).

1. Inwoners van een klein plaatsje in Gelderland hebben last van een agressieve oehoe.
inwoners =
een =
klein =
plaatsje =
Gelderland =
hebben =
last =
agressieve =
oehoe =

2. Veel mensen hebben al gebeld met de politie over die rare uil.
hebben =
gebeld =
de =
politie =
die =
rare =
uil =

3. Wie hebben de meeste last van het beest? Dat zijn met name de hardlopers.
Wie =
het =
beest =
Dat =
hardlopers =

aanvaloehoe.jpg
4. Verder is een bejaarde man in een modderige sloot gesprongen om de oehoe te ontwijken.
een =
modderige =
sloot =
gesprongen =
(te) ontwijken =

5. De mensen vragen zich af wat ze moeten doen tegen zo’n gevaar.
vragen =
wat =
moeten =
zo'n =
gevaar =

6. Ook worden er speciale helmen uitgedeeld.
speciale =
helmen =
uitgedeeld =

7. De oehoe is een zeldzaam dier en dit exemplaar is de enige in Gelderland.
een =
zeldzaam =
dier =
dit =
exemplaar =

vogelaar.jpg
8. Vogelaars zijn daarom wel blij met de gigantische uil.
blij =